vrijdag 1 augustus 2014

Rusty Roots zoekt telkens nieuwe uitdagingen [interview]

Exclusief interview met: Rusty Roots door: Giel van der Hoeven foto’s: Arjan Vermeer © The Blues Alone? locatie: Zwarte Cross 2014 in Lichtenvoorde datum: zaterdag 26 juli 2014


De bandsamenstelling is al net zo gevarieerd als hun muziek. De mooiboy Jan Bas is zanger met een plezante stem die ook gitaar speelt. Een jonge look-alike van acteur Steve Buscemi is de fabelachtige leadgitarist, Bob Smets. De greasy rocker Nico ‘Tutt’ Vanhove drumt en is vernoemd naar de Texaanse Elvis-drummer Ronnie Tutt. En de bijnaam van bassist Stefan ‘Body’ Kelchtermans behoeft geen uitleg. Deze dag was Stefan gepast uitgedost als een plattelands hillbilly, die tijdens het interview gedwee (voor onze fotograaf) aan een waterpijp lurkte. Ze waren alle vier aanwezig maar de oudste en de jongste deden het woord. Dit onder het toeziende oog van Tante Rikie die als een Heilige Maria gedaante aan de kleedkamermuur prijkt. Al tien jaar zijn ze samen onderweg en ‘Your Host’ was onlangs alweer hun vierde album en werd geproduceerd door Triggerfinger drummer Mario Goossens. Elf splinternieuwe eigen songs die terecht het predikaat ‘High Class Roots Music’ meekregen. Muziek met potentiële reikwijdte die blijkbaar aanslaat bij een breed publiek, van peuter tot dronkaard met luchtgitaar. Althans, dat is wat wij waarnamen op de Bayou-weide van de Zwarte Cross in het Achterhoekse Lichtenvoorde. Maar als het aan Jan Bas en Nico Verhove ligt zal hun band nooit een nummer-1 hit scoren. Net zo min als dat ze hun land België ooit zullen gaan vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival. Toch behoort Rusty Roots tot één van de beste Vlaamse roots band van het afgelopen decennium! Lees in dit interview o.a. hoe dat zo gekomen is en waarom ze telkens weer nieuwe uitdagingen zoeken.




Jullie worden beschouwd als bescheiden Belgische Limburgers én wereldburgers. Waar liggen de zogenaamde roots? Of: waar ligt de oorsprong van Rusty Roots?

JB: Dat is heel simpel, die liggen in Peer België, onze hometown. Daar wordt al 30 jaar het Belgian Rythm and Blues festival georganiseerd en wij komen daar alle vier ook van jongst af aan al als bezoekers. We hebben daar artiesten gezien als Ray Charles, Junior Wells, B.B. King... al die legendes, noem ze maar op. Dus ik denk dat daar onze basis ligt voor wat we later zijn gaan doen met Rusty Roots. Ik ben de jongste in de band (35 jr) en Nico is de oudste (45 jr).

Rusty Roots is geen traditionele bluesband. Op de vier albums die jullie de afgelopen 10 jaar uitbrachten horen we westcoast blues, soul, americana, southern rock, seventies bluesrock & roots. Wat is (muzikaal gezien) het geheime ingrediënt dat het voortbestaan van de band mogelijk maakt?

NV: Telkens nieuwe uitdagingen zoeken. We zijn wel begonnen als een traditionele bluesband maar gegroeid tot wat we nu zijn. Dat houdt het voor ons ook interessant en daarom zijn we al 10 jaar samen. Ik denk niet dat dit gelukt was als we vier dezelfde soort platen hadden gemaakt.
JB: Dat zoeken naar een andere sound was niet altijd even gemakkelijk hoor. Je bent afhankelijk van medemuzikanten en producers. Dat ging soms met stoten en botsen om ook buiten die bluesbox te willen en kunnen denken. Maar wij vieren zitten toch steeds weer op één lijn en blijven een bluesband in de ruimste zin van het woord.



Waarom is jullie vierde album 'Your Host' getiteld?

JB: Nico heeft thuis een fantastische jaren zestig AMI jukebox. Daarop staat links boven in flikkerlicht 'your host'. Daar kwam het idee vandaan eigenlijk. Op het podium voelen we ons ook een soort gastheren die het publiek een variëteit aan muziek aanbieden. Maar verder heeft die titel of jukebox niets met een conceptalbum te maken of zo. Wij zijn geen conceptmensen.

De opnamen vonden plaats in een geïmproviseerde Studio te Hechtel en de plaat werd geproduceerd door Triggerfinger drummer Mario Goossens. Wat heeft Mario (behalve zijn bekende naam) toe kunnen voegen aan dit album?

NV: De 11 nummers werden door ons zelf aangegeven als ideeën en dan doen we daar als band samen iets mee. We hebben Mario gekozen als producer, en die deed er nóg ietsje meer mee. Zo simpel is het eigenlijk. Mario heeft eerst de demo's gehoord en daarna heeft hij wat repetities van ons bijgewoond en tips gegeven. Wij waren bescheiden bluesmuzikanten die dachten dat het allemaal heel sober en klein moest klinken. Mario vindt van Triggerfinger ook nog altijd dat het een bluesband is, maar hun nummers stáán gelijk een huis. Dáárom hebben we voor hem gekozen. Wat hij heeft toegevoegd of wat er voornamelijk aan de songs veranderd is, is dus de sound.


[producer Mario Goossens in de studio - foto © Rusty Roots]


Ik las ergens: 'recorded on a toilet... no shit!' Was dat ook Mario zijn idee?

JB: Nee, dat is overdreven hoor. De plaat zouden we oorspronkelijk met hem opnemen in de Konk Studios van Ray Davies (The Kinks) in Londen. Dat was juist in een periode dat Triggerfinger booming was n.a.v. het succes en zo van 'I Follow Rivers'. Dus de tijd ontbrak hem om tussendoor tien dagen naar Londen te gaan met ons. We zijn toen wel begonnen met opnemen, dat was bij Mario zijn moeder thuis omdat hij daar een mengtafel had staan. Versterkers stonden door heel het huis om overspraak te voorkomen, dus ook in het toilet. Mario heeft een originele Neve mengtafel. Net zoiets als de Neve 8028 die je in de documentaire Sound City van Dave Grohl kan zien, maar dan kleiner. Triggerfinger doet daar hun pre-producties ook mee. En dat klonk zo fantastisch zodat werd besloten om heel de plaat daar in Hechtel op te nemen. En als we volgend jaar meer budget hebben gaan we ook naar Hollywood, Los Angeles voor de opnames van een nieuw album in de Sunset Sound studios, net als Triggerfinger zelf gedaan heeft, ha ha.

Waarom schrijven jullie dan ook niet een nummer-1 hit net zoals zij! Of zoals de Belgische band Soulsister dat in 1988 al deed met 'The Way To Your Heart'?

JB: De discussie bij ons is dikwijls: denk niet té poppy. We zijn een blues roots band en geen popband, dan is een nummer-1 hit bijna uitgesloten. Een nummer als 'Ohoo' heeft best popgehalte, net zoals The Black Keys ook enkele hits gescoord heeft. Maar ik hoor liever The Black Keys van tien jaar geleden met minder hitgevoelig werk.
NV: Voor mij is het een gegeven dat wij in België gek zijn geworden van 'The Way To Your Heart', zó vaak als we dat op de radio gehoord hebben! En de hits van The Black Keys en zelfs van Triggerfinger zijn zeker niet altijd hun beste nummers, naar mijn bescheiden mening.



Kris Rogiers a.k.a. The Rev' heeft inmiddels in alle vriendschap afscheid genomen van de band. Helaas is hiermee ook weinig of geen mondharmonica meer te horen op de laatste plaat. Is er na zijn vertrek nog vervanging overwogen?

NV: Nee, Kris speelt op een aantal nummers van die plaat nog wel gitaar. Maar hij heeft voor zichzelf de keuze gemaakt om niet met ons door te gaan. Hij vindt ook dat hij meer bluesharpspeler is dan gitarist en de songs op 'Your Host' leende zich minder voor een mondharmonica. Het zijn geen nummers meer volgens een traditioneel blues akkoordenschema, behalve dan misschien ‘Backdoor Man’ waarop hij de bluesharp intro nog wel speelt.
JB: Op de vorige drie platen deed er eigenlijk altijd wel een vijfde man mee. De eerste plaat was met een saxofonist, Steven Scheelen die in 2008 helaas is overleden. De tweede met Hammond B3 organist J.J. Louis en de derde dus met een harmonicaspeler.  

Gastmuzikant David Poltrock (ex Hooverphonic, De Mens) bespeelt de toetsen op 'Ohoo'. Wordt dat de nieuwe trend, met gasten platen opnemen en gaat dat live ook gebeuren?

JB: Ach, in de muziek is het moeilijk plannen. Het is maar net waar een nummer om vraagt. De meeste reacties die we horen is dat onze muziek live beter klinkt dan op de plaat. Dat is dus zonder toevoegingen van extra instrumenten of overdubs van zangstemmen. Dus ik denk niet dat het dan gemist wordt. Natuurlijk zouden we er live ook graag een Hammond en blazers bij pakken, maar het is gelijkertijd ook weer een hoop miserie dat je erbij pakt.
NV: Wij houden ook van spanning en variëteit op het podium, dat lukt goed zo met ons vieren. Het is ook zelden dat we ons aan de setlist houden. Onze geluidsman wordt daar wel eens gek van, hij scheldt en vloekt dan alles bij elkaar.



Wij Nederlanders houden van dingen vergelijken. Ik lees veel andere bandnamen in recensies over jullie laatste CD. The Black Keys, Neil Young, CCR, Gary Clark Jr, Lenny Kravitz, White Stripes, Nirvana, Rolling Stones, INXS en die van de Nederlandse band Cuban Heels. Dat kan als een compliment beschouwd worden maar ook als gezichtsloos.

NV: Ik vind dat een compliment want in de muziek is er momenteel niet iets dat nog niet eerder gespeeld is. Dan word ik toch liever met deze mensen vergeleken dan met Jan Peter Polt zou ik zeggen.
JB: Ja, Black Keys of Cuban Heels… ik begrijp dat allemaal wel, vooral als je naar het bluesy ‘Backdoor Man’ van ons luistert. En ik word graag vergeleken met CCR of The Stones hoor!

Dat vergelijken is niet nieuw overigens want met Something Ain’t Right (2011) was dat ook al zo! Nummers als 'Too Tight' hadden een 70's sound. En 'Wiggle' deed weer erg denken aan The Hollies. Was dat een bewuste keuze?
NV: Ja, dat van The Hollies kwam van mij. 'Long Cool Woman' hebben we toen ook live gespeeld. Ik hou wel van bands uit die tijd. Catchy nummers, meezingers en heel energiek. Slade, Mud en al die glamourrock bands vond ik wel iets hebben toen.
JB: Dat derde album Something Ain't Right werd opgenomen met producer Marc “Tee” Thijs, en dat had er ook mee te maken. Hij hoorde in onze demo's die 70's stijl van o.a. CCR en heeft erop toegespitst. Vandaar dat heel die plaat een Americana-feel heeft meegekregen.



Na de zomerfestivals gaan jullie ook de Nederlandse clubs weer langs. Waar moet het Hollandse publiek rekening mee houden?

NV: Met een band die zich 200% zal geven! Ik weet niet of dat vandaag is overgekomen, maar dit was dan ook een festival. Wij zijn een band die het publiek tegen ons neus moeten hebben. Op een festival is dat moeilijk, mensen krijgen een enorm aanbod en weten vaak niet eens wie je bent.

Wat is het verschil tussen Vlaams en Nederlands publiek?

NV: Nederlands publiek is veel rumoeriger dan het Vlaamse. Mijn ervaring is hoe zuidelijker dat je komt, Wallonië en Frankrijk, des te meer aandacht er is voor de muziek. Op enkele uitzonderingen na natuurlijk.

Worden jullie wel eens verward met de Amerikaanse bluegrass rockband Rusted Root?

JB: Enkel op Google.

Hun fans worden trouwens "Rootheads" genoemd, en die van jullie?

JB: "Losers" denk ik. NV: Ha ha, of "Rustyfeet".



Na de release van 'Electrified' (2008) met veelal swing en westcoast blues werd jullie muziek zelfs op de radio in Californië USA gedraaid. Zijn jullie daar toen ook geweest? 
JB: Nee. Het station dat onze muziek draaide had ons wel graag naar daar gehaald maar de tijd was slecht door de kredietcrisis. En minimaal twintig á dertig optredens heb je wel nodig om het lonend te maken. We hebben wel twee keer een toertje door Engeland gemaakt.

Was dat wel lonend?
NV: Nee. Je maakt platen om te kunnen spelen en niet andersom. Die tijd is allang voorbij. We spelen graag maar rijk worden we er niet van. Alle vier hebben we ook gewoon een betaalde baan. En er staat nu veel op om te spelen dus het zijn wel drukke tijden voor ons.

In 2005 speelde jullie al op het prestigieuze Belgian Rythm and Blues festival in Peer. Sindsdien volgden er heel veel andere festivals en club optredens. Welke is voor jullie het meest gedenkwaardig geweest?
NV: Oh, ik kan me een optreden herinneren in een klein dorpje in Franstalig België. De man die ons boekte had daar jaren lang een supermarkt gehad maar die was opgeheven. Nu organiseerde hij er bluesconcerten en het enige dat je daar kon drinken was Blauwe Chimay - authentiek trappistenbier aan het fleske! Dus eer dat we op het podium stonden waren we allemaal al ‘aardig goed omgelegd’, zoals ze dat bij ons zeggen. En niet alleen wij, maar heel het publiek was smoorlam, ha ha. Dat zijn van die dingen die vergeet je niet.

 

Pakken jullie normaal gesproken ook een biertje voor een optreden om de keel te smeren?
NV: Een paar pintjes is wel nodig vind ik.
JB: De lijn is dun hè, dus ge moet wel uitkijken want één pintje teveel kan catastrofaal zijn voor een muzikant die moet spelen.

Ook in 2014 gaven jullie weer acte de présence op Blues Peer, evenals een andere Vlaamse bluesrock band die het momenteel goed doet, The Bluesbones. Hoe zijn de contacten met muzikanten onderling in België?

NV: Niet veel anders als in Nederland denk ik. Het bluescircuit in België is vrij klein maar dat we gedachten uitwisselen is veel gezegd. We komen elkaar regelmatig tegen en respecteren elkaar. Maar net als buiten de muziekscène lopen er ook assholes bij hoor.



De goesting bij jullie is er wel zag ik net tijdens het optreden hier. En jij bent ook nog aardig soepel in de heupen Jan!

JB: Ja, dat is er wel. Maar ik moet nog wat meer automatisme krijgen om te kunnen entertainen met die gitaar om...
NV: ... Jan is soepel in de heupen omdat hij vroeger Elvis Presley geïmiteerd heeft! We kennen elkaar nu 13 jaar, maar dát deden we dus in het begin. Helemaal in Las Vegas-stijl met een origineel Elvis jumpsuit aan en alles, ha ha. JB: Ja, dat is echt waar. En nu spelen we ook nog steeds samen in een CCR coverband. Dat zijn van die dingen, dat zit in ons bloed hè. Ook met Rusty Roots doen we vaak nog covers tussendoor. Zojuist heb je CCR’s ‘Fortunate Sun’ kunnen horen, dat vonden wij wel passen bij deze Bayou-sfeer.

Van de laatste Cd-presentatie zijn een aantal mooie live videoclips gemaakt. Wanneer kunnen we een live CD of DVD van jullie verwachten?

NV: Dat was in het Muziekodroom (the MOD) in Hasselt. Bob, onze gitarist zijn vader, heeft die beelden opgenomen en een goede vriend van ons heeft het geluid erbij verzorgd.
JB: Daar was ook de releaseparty van onze een-na-laatste CD in 2011. Twee keer full house met rechtuit geïnteresseerde fans, geen genodigden dus. We vragen dan ook geen entree, want die mensen kopen je CD en dan kan je ook niet nog eens geld vragen omdat we er live spelen, vinden wij. Met het uitbrengen van een live plaat of DVD zijn we ook helemaal niet serieus bezig. Het wordt vaak zo'n greatest hits gedoe hè.
NV: In oktober vieren we ons 10-jarig bestaan in een club in Peer, misschien dat we daar dan nog iets mee doen. In ieder geval bedankt voor de tip.



Een aantal opmerkingen over de Rusty Roots die we hebben opgevangen. Waar of niet waar?


- Alle ingrediënten zijn aanwezig, maar catchy melodieën ontbreken!

JB: Wij maken roots muziek en geen popmuziek, onzin dus.
NV: Dat de 'bebabelooba' er niet overal inzit klopt ja.

- Rusty Roots is de Vlaamse Cuban Heels!

JB: Niet waar. Ik heb Cuban Heels live gezien op het Hookrock festival in Roosendaal, écht een keigoeie band. Maar een totale vergelijking met ons gaat mank.

- Rusty Roots wordt gesponsord door Caravanstalling Rust Roest!

NV: Niet waar. Wij hebben geen rust dus we zullen ook niet snel roesten. En, we hebben ook geen sponsor.

- Rusty Roots gaat Vlaanderen vertegenwoordigen op het Eurovisie Song festival 2015!

JB: ‘Nhee, helemoal nie!’ Songfestival kandidaten in België zijn rampzalig.
NV: European Blues Challenge, Humo's Rock Rally, Limbomania... we hebben nog nooit meegedaan aan wedstrijden en popconcoursen. En ik denk ook niet dat we dat ooit zullen gaan doen.

- Rusty Roots is de beste Vlaams roots band van het afgelopen decennium!

JB: Yep! Er zijn nog wel een paar goeie zoals The Electric Kings en The Seatsniffers, maar wij horen erbij. NV: De beste roots band misschien niet, maar wél de origineelste!



Discografie:
2004: Rusty Roots Demo 2006: CD 100 Miles 2008: CD Electrified 2011: CD Something Ain't Right 2014: CD Your Host.




[jonge vrouwelijke belangstelling voor Jan]



[Stefan ‘Body’ lurkt gedwee aan de waterpijp]



[Bob, een fabelachtig goede gitarist]



[Rusty Roots live op de Bayou-weide @ Zwarte Cross 2014]

zondag 6 juli 2014

Exclusief interview met Johan Derksen over zijn échte passie!

Exclusief interview met: Johan Derksen door: Giel van der Hoeven voor: The Blues Alone? foto’s: © Arjan Vermeer & José Gallois Alle foto's zijn hier te zien. locatie: Kurhaus Hotel, Scheveningen datum: zaterdag 14 juni 2014



Al acht jaar maakt hij voor de regionale radiozender RTV Rijnmond in Rotterdam iedere zaterdagochtend het radioprogramma 'Muziek voor Volwassenen'. Begin van dit jaar werden we ineens geconfronteerd met “Het lijstje van Johan”. Een lievelingslijstje met bluesartiesten dat hij in samenwerking met de North Sea Jazz Club heeft samengesteld. En 'Derksen On The Road' was in het voorjaar van 2014 zijn muzikale roadtrip die hij al jarenlang wilde maken. Niet op eigen houtje door de Verenigde Staten dit keer. Maar gewoon door ons eigen land, op zoek naar de grondleggers van de huidige Nederlandse popmuziek. Voor ons van TBA? voldoende redenen om hem zelf eens over zijn grootste passie ‘muziek’ te ondervragen. Een beter moment dan daags na de triomfantelijke 5-1 overwinning van Oranje op wereldkampioen Spanje hadden we niet af kunnen spreken. Want de sfeer zat er lekker in, in Nederland en dus zeker ook in en rondom het Steigenberger Kurhaus-Hotel in Scheveningen. Buiten bij de voordeur van het luxe hotel werden we door hem, trekkend aan een sigaartje (hoe kon het ook anders), ontvangen als 'bluesbrothers'. Dit even ter verduidelijking dat dit interview uitsluitend over muziek gaat. We waren gelijkgestemd, want ook wij kwamen die dag niet voor een tijdelijke Oranje roes maar wel voor de eeuwige Blues! Iedereen kent hem als dé voetbalspecialist, maar in dit interview legt Johan Derksen uit dat balbezit niet altijd het belangrijkste is. Want er is leven, er is leven ná de bal!



Bent u voetbalkenner en muziekliefhebber of is het andersom?
- Nou, wat met voetballen te maken heeft doe ik voor mijn beroep en muziek is echt een passie van me. Van het voetbal leef ik dus en wat ik met muziek doet, daar vraag ik in principe nooit geld voor. Dus dat is wel een groot verschil.

Van april t/m juni was er met 'Derksen on the road' [geproduceerd door Sarphati Media]  eindelijk weer eens een goed muziekprogramma op de Nederlandse tv. Bent u tevreden over het resultaat, de kijkcijfers en de waardering?
- Ik vond het resultaat niet zo slecht en ik ben ook overladen met schouderklopjes. De waardering van de mensen die gekeken hebben - op de één of andere manier ben ik die allemaal tegengekomen - was goed. Maar uiteindelijk was er te weinig interesse voor en keek er bijna niemand. Als ik onzin verkondig over voetbal op tv kijken er 900.000 mensen. En met 'Derksen on the road' werden we steeds weggestopt na zo'n avond voetbalonzin, dan kijken er hooguit nog maar 100.000 mensen.  Bij de commerciële tv worden ze daar niet enthousiast van. En als je de wetten van de commerciële tv naleest ben ik bang dat er helaas geen vervolg op zal komen. Kijk maar eens hoeveel muziekprogramma's dat er eigenlijk zijn? Weinig dus, blijkbaar zijn de omroepen daar dan toch huiverig voor. Als ik in Voetbal International TV één of andere zanger meeneem die ik zelf goed vind raken ze bij RTL op voorhand al hélemaal van de leg. Want als zo'n man een liedje gaat zingen zappen er gelijk 300.000 kijkers weg. Ik geef toe dat het ook geen ideale combinatie is, voetbal en mijn muziekkeuze. Misschien had ik dan toch van de Toppers moeten houden. Want met kwaliteitsmuziek jaag je mensen weg bij hun tv, daarom mogen bands in 'De Wereld Draait Door' ook maar 1 minuutje spelen.
"Met kwaliteitsmuziek jaag je mensen weg bij hun tv, daarom mogen bands in De Wereld Draait Door ook maar 1 minuutje spelen".
Toch teleurgesteld dus?
- Nou nee hoor. Ik heb het met heel veel plezier gemaakt. Het is lowbudget gedaan want ik deed alles zelf. We hadden een cameraman, een geluidsman, een eindredactrice en nog een redactie/productiejongen die van alles regelde. Met een man of vijf in totaal dus. Het was hard werken want bij het voetbalprogramma ga ik zitten en na anderhalf uur ben ik klaar en kan ik weer naar huis. Maar voor elk uurtje ‘Derksen on the road’ tv moesten we vaak vijf dagen draaien. Ik was erg veel onderweg voor interviews en voorgesprekken en daar gaat veel tijd inzitten. Maar ik heb het zeker met heel veel plezier gedaan hoor!

In Derksen on the Road kwam ook uw voorliefde voor blue-eyed soulzangers naar voren zoals Theo van Es (The Shoes) en Johnny Kendall (& the Heralds). Waar komt die adoratie vandaan?

- In de jaren zestig had je in Nederland een aantal erg goede zangers, die écht konden zingen en een karakteristiek stemgeluid hadden. Als je nu kijkt naar bepaalde volkszangers die volle stadions trekken kunnen die in verhouding met die zangers niets. Theo van Es  had in de soul- en blues scène gewoon een hele grote kunnen worden. Maar die zat naar mijn mening bij de verkeerde band. En Johnny Kendall & the Heralds  was eigenlijk de eerste bluesband in Nederland. In 1964 kocht ik hun single 'St. James Infirmary' en dat lied greep me meteen. Die man heeft echt fantastische dingen gedaan en ik heb nooit begrepen waarom hij 50 jaar lang genegeerd werd! Als ik hem nu niet op zijn 73ste jaar in 'Derksen on the Road' voor het voetlicht had gehaald had niemand ooit van zijn bestaan afgeweten. Johnny Kendall, die eigenlijk Johan Donker Kaat heet, heeft later met De Maskers ook nog in het clubcircuit gezongen, weinigen weten wie hij is. Ter promotie van 'Derksen on the road' kwam ik met hem binnen bij Pauw & Witteman. Dan zie de mensen bijna denken: 'met wat voor Amsterdamse slungel met een haarstukje komt die Derksen nou weer aanzetten?' Maar zodra hij gaat zingen dán staat er ineens een personality, weet je wel.

Hebt u Kendall met al deze aandacht misschien ook weer aan een carrière geholpen?

- Nou, dat valt wel mee hoor, een dergelijke artiest blijft natuurlijk moeilijk te plaatsen. Daarbij woont Johnny Kendall al jaren lang grotendeels in Brazilië. Maar ik vond het te gek voor woorden als zo'n man ooit komt te overlijden, niemand hem dan nog kent. Terwijl hij prachtige muziek gemaakt heeft.



Door uw beroep als journalist bent u in de gelegenheid geweest om erg veel (sport)mensen wereldwijd te ontmoeten. Maar in de jaren zeventig schreef u ook al over muziek ('Jan de Hont is de meest onderschatte gitarist'- 1974). Welke artiest of band zou u nu nog eens graag willen interviewen?

- Hm ja, nou... een goed interview als hij er echt voor gaat zitten met Van Morrison  zou wel een uitdaging zijn hè? Maar dat heeft hij van zijn leven nog niet gedaan! Ja, met frisse tegenzin als de platenmaatschappij erom vroeg. Maar dat is natuurlijk een soort gesloten boek dat nog nooit open is geweest. Ik heb hem wel ontmoet hoor. En ook vreselijke heibel met hem gehad, haha. Dat was jaren geleden tijdens een éénmalig popfestival op de renbaan in Hilversum. Het einde van het liedje was dat hij weigerde op te treden, hij ging mokkend in een auto zitten. [Lees meer hierover in onze special over het Summerfestival Hilversum, 18 juli 1974 – te publiceren op 18 juli a.s. - red.*]
"Van Morrison is een soort gesloten boek dat nog nooit open is geweest".
Dus Johan Derksen heeft er in 1974 voor gezorgd dat Van Morrison nooit op het podium van het Summerfestival in Hilversum verscheen?
- Nou... ik wil die eer niet alleen opstrijken want er waren nog een paar andere bij. Maar hij heeft daar niet meer opgetreden nee. Die man was zo licht ontvlambaar en zó onredelijk. De Allman Brothers Band  heeft toen die tijd vol gespeeld. En ook zij moesten er eerder mee stoppen na geluidsoverlast klachten uit de buurt of zoiets.

In die jaren zeventig deed u als journalist al verschillende dingen. U schreef toen ook onder de pseudoniemen 'Gerrit Westers' en 'Freek Zoontjes'. Waarom was dat?

- Ach, in die tijd mocht ik voor de krant waar ik voor werkte niet voor andere media werken. Daarom schreef in onder die pseudoniemen in het blad Voetbal International, het was dus eigenlijk een trucje. Freek Zoontje was bedacht omdat de naam van de hoofdredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden Ger Vaders was, vandaar dus.

Even terugkomend op Van Morisson. Ik ken wat mensen uit de muziekscène die u regelmatig bij concerten van hem zagen. U bent halverwege zo'n concert ook wel eens weggelopen vernam ik. Bij een voetbalwedstrijd is dat onder supporters 'not done'. Maar tijdens een minder goed of slecht optreden moet dat wel kunnen vindt u?

- Ja, want ik ben niet zo'n fan die artiesten adoreert. Ik heb Van Morrison misschien wel 200 keer live zien optreden. Vroeger gingen we vaak een hele week naar Londen, dan trad hij meerdere avonden op in het Dominion Theatre aan de Court Road in Tottenham, ach ik weet het nog precies. Hij speelt toevallig over een paar dagen weer in Engeland [16 juni 2014: Hampton Court Palace Festival, Surrey - red.] Maar de laatste tien keer dat ik hem gezien heb vond ik er niks aan. En in de Heineken Music Hall in Amsterdam ben ik inderdaad halverwege weggegaan. Ik was net daarvoor in Londen geweest in de Royal Albert Hall, dat was een goede show met Chris Farlowe en zijn dochter Shana Morrison erbij. Maar in de HMH raffelde hij het weer af en dan stap ik op. Ik laat me niet in de maling nemen, dan ga ik echt naar huis. Ja, die laatste keren heb ik me meer geërgerd dan genoten. Ook zijn laatste platen vind ik minder interessant dan voorheen. Maar als hij in Nederland is ga ik er wel altijd weer heen, want hij kan zomaar weer eventjes vlammen hè.



Sinds oktober 2005 doet u voor de regionale zender RTV Rijnmond ook iedere zaterdagochtend het radioprogramma Muziek voor Volwassenen. Hierin draait u voornamelijk veel blues, beat, country en Americana uit eigen kast. Muziek die vooral bij 50-plus luisteraars nostalgische gevoelens oproept. Hoe komt u daar zo terecht en is het een live programma?

- Jaja, ik was vanmorgen alweer om half zeven op hoor. Ik doe eigenlijk alles live want ik houdt niet van opgenomen programma's. Omdat ik toevallig een bekende kop heb en een eigen muzieksmaak, kwam destijds deze gelegenheid om bij Radio Rijnmond dat programma te maken. En ik krijg daar ook géén salaris voor zoals sommige mensen wel eens denken. Maar ik mag wél drie uur lang uit mijn eigen platenkast draaien! En daar bleek dus zo'n behoefte aan te zijn dat het na acht jaar één van de best beluisterde radioprogramma's van Radio Rijnmond is. Dat bereik moet je niet onderschatten hoor want het reikt van Antwerpen tot Amsterdam. En via Internet wordt het door heel Nederland beluisterd en zelfs uit Spanje en Amerika krijg ik reacties.

Stelt u de playlist samen volgens een format?

- Nou nee, ik ruk wekelijks wat Cd’tjes uit de kast en neem die mee. Ik probeer er wel steeds een themaatje aan mee te geven of ik neem een artiest als rode draad. Iedereen tevreden stellen lukt je nooit natuurlijk. Als ik teveel Blues draai krijg ik de Country- fans over me heen, en andersom. En als ik teveel gouwe ouwe draai vinden ze het weer een Arbeidsvitamine programma, dus een bepaalde balans van stijlen en songs streef ik wel na.

U ageert hiermee ook tegen de (grote) radiostations die volgens u de luisteraars dom houden door commerciële weggooimuziek te draaien. Onderschat u hiermee niet complete generaties jongere muziekliefhebbers?

- Kijk, als ik 's avonds naar huis rijdt en ik zet de radio aan, hoor ik overal hetzelfde. Top-40 rommel of softrock muziek van Bon Jovi en Toto. En schijtlollige diskjockeys met lullige telefoonpraatjes. Ik krijg dan als normale automobilist bijna de indruk dat er geen mooie muziek meer gemaakt wordt! Het is heus niet zo dat ik een sentimenteel ‘back to the sixtees’ type ben hoor, want vandaag de dag wordt er nog zat mooie muziek gemaakt. Maar wat ik - en al mijn luisteraars - graag willen horen wordt niet op die stations gedraaid. Ik ben nog van een generatie die relevante informatie wil horen bij het plaatje. Het gaat toch niet om het ego van de diskjockey zeker? En natuurlijk draai ik zelf voornamelijk voor mensen die zijn opgegroeid met de Beatles, Stones en Bob Dylan, maar dat is óók een doelgroep! De muziek doelgroep houdt niet op bij 49 jaar. Maar met alles dat ouder is wordt geen rekening meer mee gehouden. Dat is dom. Want dat is juist de doelgroep met een paar centen, ze laten een grote zak met goud liggen. Nu draaien ze in Hilversum plaatjes voor een generatie die alles van Internet jat!
"Ik ben nog van een generatie die relevante informatie wil horen bij het plaatje. Het gaat toch niet om het ego van de diskjockey zeker?"
Maar ook in die 50-plus categorie verschillen de smaken toch?
- Zeker. Mijn buurman is een heel keurige man. Hij vroeg aan mij: 'ga je mee naar Marco Borsato in het GelreDome in Arnhem?' Ik zei tegen hem: 'voor geen goud!' Hij kwam terug en zei: 'dit was echt het mooiste wat ik ooit gezien heb'. Toen vroeg ik: 'ken jij misschien Tom Russel?'  Nee, daar had hij nog nooit van gehoord. Dan denk ik aanvankelijk, wat een domoor! Maar, ik kan hem dat ook weer niet kwalijk nemen want het is nooit op de radio te horen. Die mensen in Hilversum hebben zoveel macht, die zenden de hele dag commerciële bullshit uit en een zooitje gouwe ouwen. Ik vind het dus onbegrijpelijk dat er tussen al die zenders uit Hilversum niet ééntje zit dat gewoon continu kwaliteitsmuziek laat horen. Ja, op Radio 6 doen ze leuke dingen maar die hebben ook geen luistercijfers. Met een beetje afwijkende smaak ben je al gauw freak. Ik ben toevallig een bluesliefhebber, maar dat hangt erbij. Als je van Country houdt, hang je er ook bij! Of Soul, Roots, Americana, Cajun, Zydeco... het speelt blijkbaar allemaal geen rol meer. En dat stoort mij enorm, daarom dat ik iedere zaterdag ochtend vroeg naar dat Radio Rijnmond rijdt en zelf lekker plaatjes ga draaien. En de luisteraars zijn ook nog eens dol enthousiast.



U haat telefoonspelletjes en gezwets met luisteraars. Maar hoe belangrijk is het om de luisteraars én muzikanten er toch direct bij te betrekken? Ik vernam bijvoorbeeld van een locale bluesband Big Will & the Bluesman die u eens hun nieuwe CD toezond, dat er tot hun eigen verbazing de zaterdag erna gelijk een track van gedraaid werd!

- Nou ja, zó belangrijk dus! Ik kan me herinneren dat ik daags erna een e-mail kreeg van één van die bandleden. Hij schreef dat zijn vader hem wakker belde omdat hij op de radio was! Nou als dat niet direct is, haha. Kijk, ik moet het natuurlijk wel aardig vinden klinken maar als dat zo is gooi ik het er soms wel eens tussendoor. Het is ook een stimulans want Big Will & the Bluesman  traden kort erna ook weer op voor het RTV Rijnmond programma Live uit Lloyd. Ik heb ook een aantal keren met de Pinksteren uitsluitend verzoekjes met een verhaal van luisteraars gedraaid, dat sloeg ook aan.

Daar heb ik zelf ook op gereageerd! En inderdaad ook tot mijn verbazing werd dat verzoekje gedraaid. Temeer omdat het om een song van de Amerikaanse singer-songwriter Sam Baker ging. Waar zelfs op Spotify niets van te vinden is!

- Sam Baker  heb ik zelf ook live in Texas zien optreden, met Gurf Morlix  samen. Dat was heel goed. Morlix is wel een betere gitarist hoor maar ondanks zijn handicap is Baker een prima Americana artiest. Al vind ik zijn laatste CD 'Say Grace' (2013) minder dan de eerste drie. En hij heeft ook bij Music Road Records  van Jimmy LaFave  opgenomen. Nee, alles wat obscuur is ken ik wel.



Wat mij persoonlijk ook zeer verheugde is dat u in 'Muziek voor volwassenen' op zaterdag 11-08-2012 een speciale uitzending aan Willy DeVille en zijn band Mink DeVille wijde. Bent u daar ook fan van?

- Jazeker. Willy DeVille  is voor mij een gigantische topper! Ik heb hem vlak voor zijn dood nog met het akoestische trio in de schouwburg van Gouda gezien. Toen was hij goed bij stem hoor, maar ik zag hem ook wel eens optreden dat ik dacht, wat doe ik hier? Maar in vorm was hij écht geweldig.

U hebt het alleen niet zo op jonge Nederlandse singer-songwriters, ondanks dat ze misschien wel kwaliteitsmuziek maken. Heeft dit te maken met het feit dat - gezien hun leeftijd - de ervaring en bepaalde emotie ontbreekt in hun muziek?
- Misschien, maar ik vind bijvoorbeeld de muziek van Tim Knol ook gewoon niks aan. Hij heeft een kinderachtig stemmetje en speelt liedjes na uit de platenkast van zijn vader. Maar dat is mijn persoonlijke mening. Verder is het een erg aardige jongen hoor, ik kom hem wel eens tegen.

U hebt zelf kinderen, twee dochters en een stiefzoon, hebben zij uw muzikale smaak nooit kunnen beïnvloeden?

- Nee! Maar andersom wel hoor. Mijn oudste dochter is opgegroeid tussen mijn platenkasten en was op haar negende jaar al gek van Bob Dylan liedjes. Maar mijn jongste dochter is typisch iemand van deze generatie, alles dat ze kan downloaden pakt ze. En die stiefzoon van mij zit helemaal in de alternatieve scène. Met van die rare bandjes waar ik helemaal niks mee heb. Hij gaat ook naar festivals waarvan ik denk, 'God, wat moet je daar nou doen?!' Nou ga ik zelf helemaal niet naar festivals hoor. Mijn vrouw wel, die is vorig jaar ook nog naar Bruce Springsteen  geweest. Maar ik ga dan niet mee, want ik heb een voetbalhoofd en dan wil iedereen weer weten wie er kampioen wordt en zo.

Doordat u regelmatig op de radio te horen bent en vooral op de tv verschijnt, ben u zelf ook een publiek figuur geworden. Soms populair in de samenleving maar het kan ook een keerzijde hebben (zoals u zelf wel heeft ondervonden). Waar ligt de grens voor u?

- Als je met VI Oranje weken achter elkaar op dezelfde locatie zit willen mensen met je op de foto. Ik sta inmiddels geloof ik op alle Facebook pagina's van Nederland terwijl ik er zelf geen één heb. Vroeger toen ik jong was wilde ik graag 'beroemd' worden, en nu ben ik dat (tussen aanhalingstekens). Dan moet je daar ook niet over zeiken want het hoort erbij. Maar waar ik ook kom denken de mensen altijd dat ik over voetbal wil praten. Buiten mijn werk om is dat juist het laatste wat ik wil! Dus als ik live concerten bezoek beperk ik me tot de clubs zoals Paradiso, de Melkweg of in Nijverdal 'of all places'. Want daar laten de mensen je over het algemeen met rust. Nou moet ik zeggen dat ik in de blues scène weinig types tegenkom die graag over Ajax of Feyenoord willen lullen.
“Als een klusje me soms niet goed uitkomt, zeg ik tegen die boeker: 'vraag de hoofdprijs maar zodat ik te duur ben en ze ervan afzien”.
Inmiddels bent u ook te boeken of in te huren via een Entertainment bureau. Is dat dan meer uit zelfbescherming dan dat het schnabbel redenen heeft?
- Enigszins ja, ik doe wel eens wat hoor, maar op een gegeven moment weet je zelf niet meer wanneer je 'nee' moet zeggen. Dan gá je maar weer naar een jeugdtoernooi in Vars seveld, terwijl ze thuis steeds meer ontevreden worden. Dus heb ik ook ooit een boeker benaderd. Maar dat heeft geen commerciële redenen want de opbrengsten gaan altijd naar een goed doel. En als een klusje me soms niet goed uitkomt, zeg ik tegen die boeker: 'vraag de hoofdprijs maar zodat ik te duur ben en ze ervan afzien'.

Ik heb u ooit horen zeggen dat u zich na uw pensioen graag in Amerika zou willen vestigen. Afgelopen januari bent u 65 jaar geworden. Zijn die plannen er nog steeds?

- Nee. Maar die plannen waren wel serieus. We zijn in Portland (Main) en Austin (Texas) ook op huizenjacht geweest. En dan komen er ook zaken aan het licht waar je serieus over na moet denken. Je krijgt niet zomaar een green card en van oktober tot en met maart kan er in Portland zomaar twee meter sneeuw liggen. Bovendien gaan dan de zwarte beren op zoek naar voedsel en dan laat je het wel uit je hoofd om buiten even een sigaartje op te steken. Texas is een vreselijke staat met veel rednecks. Maar Austin is natuurlijk wel een muziek Mekka voor mij met veel bandjes die ik leuk vind en ook vrienden die daar wonen. Daar hadden we ook een appartementje op het oog. Eenmaal terug in het vliegtuig ging ik me afvragen, wil ik eigenlijk wel in een staat wonen waar de doodstraf nog wordt uitgevoerd? Maar we komen al jaren in de VS en ik wil dat ook graag blijven doen. Toen vond mijn vrouw een organisatie op Internet waar je steeds per maand in verschillende staten huizen kan huren. En dat zijn we toen gaan doen. Vorig jaar zijn we in Seattle en Portland (Oregon) geweest - daar hebben de kinderen ook een jaar gewoond - en gelijk Vancouver meegepakt. We moeten nu alleen nog naar Arizona, dan hebben we de hele scène in het Noorden gehad.



Waar komt die drang vandaan om steeds weer terug te willen naar de Verenigde Staten?

Ik wil heel Amerika coveren, want iedere staat heeft iets interessants te bieden op het gebied van muziek. Daarbij is het voor mij een soort van tegengif. Iedere ochtend komt er een grote bal in mijn richting gerold en 's avonds als ik naar bed ga leg ik die bal pas weer weg, weet je wel. Als ik deze rare hobby die zich in een andere wereld afspeelt niet zou hebben, zou ik ook niet een jaar lang over voetbal kunnen lullen op tv.
"Iedere ochtend komt er een grote bal in mijn richting gerold en 's avonds als ik naar bed ga leg ik die bal pas weer weg".
Eh, hebt u wellicht nog tips voor de 50-plus doelgroep met een paar centen op zak?
- Tegenwoordig kan je elke stad en iedere muziekband op Internet uitpluizen. Seattle is natuurlijk een bekende muziekstad, maar ik heb daar toevallig de singer-songwriter Patty Griffin  live gezien. Ik was op het Chicago Blues festival  en al die grote namen waar je de kast mee vol hebt staan, treden daar dan gewoon op in een park. En die mensen kan je ook gewoon een hand geven want interessant gedoe als een backstage hebben ze daar niet. En dan al die bluesclubs daar, in Buddy Guy's Legend Blues Club  mag je gewoon sigaren roken! In New Orleans heb ik ook hele mooie dingen gezien. Zoals één van mijn favoriete Delta bluesgitaristen Tab Benoit.  Je verwacht dat zo'n man daar in een luxe schouwburg zou optreden, maar die stond gewoon in een achenebbisj bowlinghal te spelen! We liepen erheen door een zwarte volkswijk met van die houten huizen met veranda’s. En al die donkere locals met van die gouden tanden keken ons na. Dat leek eigenlijk heel idyllisch allemaal, zoals in een film. Maar de politieagent die we tegenkwamen vroeg ons heel cynisch: 'toeristen zeker?' Bleek het een levensgevaarlijke wijk te zijn dus hebben we 's avonds maar veilig een taxi terug genomen. Tab Benoit trad op in de kantine van die bowlinghal terwijl daar ook een kinderpartijtje gaande was. Daar sta je dan bij je grote held… en tussen geagiteerde bowlende kinderen die zich afvragen wat die vent daar nou met een gitaar staat te doen?


[Harry Muskee wordt in 2011 toegelaten tot de Dutch Blues Hall of Fame]


Uw vader was adjudant bij de rijkspolitie. In verband met zijn werk verhuisde jullie in de jaren zestig van Gelderland naar Drenthe. Zodoende kwam u ook in contact met de bluesband Cuby + Blizzards en wijlen frontman Harry Muskee. In hoeverre is dat een verrijking in uw leven geweest?

- Ik kwam als kind in het Drentse dorp Rolde terecht en verstond die mensen daar nauwelijks. Maar mijn vader had een collega, opperwachtmeester Gelling, dat was dus de vader van Eelco Gelling, de latere Cuby-gitarist. Via hem kwam ik weer met Harry Muskee in contact. Harry was ouder dan mij en heeft me eigenlijk alles geleerd. Hij heeft me de bluesmuziek met de paplepel ingegoten. Want ik hield toen van Britse popgroepen als Wayne Fontana & The Mindbenders of Billy J. Kramer & The Dakotas. Maar Harry was toen al met Amerikaanse bluesgitaristen zoals Muddy Waters en John Lee Hooker bezig. Ik las nog Nederlandse kinderboeken over Arendsoog maar Harry verdiepte zich in het autobiografische boek On the Road van de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac, begrijp je wel? Dus dat Drenthe heeft voor mij wel wat betekent ja. En elke bluesliefhebber heeft of kent wel de elpee 'Groeten uit Grolloo' van Cuby + Blizzards  uit 1967.

U hebt onlangs ook een huis gekocht in Grolloo?

- Een weekendhuisje ja. Ik zat dit voorjaar een keer in café Hofsteenge in de Hoofdstraat vlakbij het C+B museum  dat is gevestigd in de boerderij waar de band vroeger repeteerde. Daar in de buurt zag ik toen een klein huisje te koop staan en kort erop hebben we het ook gekocht. Zeg maar voor de prijs waarvoor je in de stad een garagebox koopt.

Kunnen we dat beschouwen als een broednest voor ambitieuze Bluesarrangement plannen in die regio?

- Er speelt daar natuurlijk van alles met het C+B museum, het Blues in Grolloo festival  en Cultureel Café De Amer.  Maar ik sta daar verder buiten. Zoals je weet ben ik actief voor de North Sea Jazz Club in Amsterdam. En de eigenaar van die club is ook eigenaar van het C+B museum. Maar die man woont op Curaçao en treed niet op de voorgrond. Daarom doe ik dat voor hem, een beetje als bedrijfsleider eigenlijk. Het Bluesfestival in Grolloo wordt georganiseerd en geprogrammeerd door Stichting de Amer.

Met 'Het lijstje van Johan' - het regelmatig organiseren van bluesconcerten in die North Sea Jazz Club in Amsterdam - willen jullie bewijzen dat de blues springlevend is. Was dat nodig?

- Nou ja, dat is natuurlijk ook een verkoopkreet, maar je moet je in zo'n club wel uitermate inspannen om publiek te trekken. Kijk, bluesfestivals zijn reünies, daar kom je altijd hele groepen precies dezelfde mensen tegen. Maar regelmatig publiek bij verschillende optredens zien te krijgen in een bluesclub is lastiger. Dat zal erin moeten slijten. Zeker als het ook nog eens de naam ‘jazzclub’ draagt. Met het Bimhuis had Amsterdam al een podium voor jazz muziek, dus als het helemaal een bluesclub zou worden, dan heb ik daar absoluut géén bezwaar tegen. In een stad als Amsterdam moet toch zeker regelmatig een bluesclub met 450 mensen vol te krijgen zijn?
“Met het Bimhuis had Amsterdam al een podium voor jazz muziek, dus als het NSJC helemaal een bluesclub zou worden, dan heb ik daar absoluut géén bezwaar tegen”..
Lopen jullie met die Ronnie Scott's Jazz Club-achtige setting niet het risico nu slechts nog salonpubliek te trekken in de NSJC?
- Die tafeltjes en stoeltjes zijn natuurlijk ook commercieel aantrekkelijk want nu kunnen er maaltijden bij verkocht worden. Ik ben het met je eens, wij zouden ze er ook liever uitgooien en het hele diner gebeuren naar het restaurant ernaast verplaatsen waar je nu alleen nog maar pizza's kunt kopen. Maar er komt momenteel nog niet voldoende publiek om de zaal te vullen met alleen maar staanplaatsen. Dus blijven die zitplaatsen voorlopig een chique opvulling. Ik ben daar echt met van alles bezig hoor, misschien doen we zelfs wel iets met tv-uitzendingen. Een Jools Holland-achtig live programma moet in Nederland toch ook tot de mogelijkheden behoren? Zelfs sponsoren zijn bereid om hieraan bij te dragen. Maar als televisiemakers het woord 'muziek' horen uit mijn mond schieten ze gelijk al in de vlekken.

In de jaren negentig bent u ook manager van Cuby + Blizzards geweest. Was dat een vriendendienst met gedeelde passie als reddingsactie of een zakelijke overeenkomst?

- Harry had in die tijd een funkband, gewoon Muskee genaamd. Daarmee speelde hij in jongerencentra voor weinig bezoekers en die kinderen vroegen zich ook nog eens af: wie is die meneer? Dus dat bloedde dood en die band had geen toekomst meer. Dus ik zei toen tegen Harry: 'jij moet de schouwburgen in, want dáár komt jou publiek wel naartoe en die zijn heus wel bereid om daar een paar tientjes voor te betalen'. Maar Harry had een bloedhekel aan 'back to the sixtees' festivals. Dus ik zei: 'nee, niks festivals, we gaan Cuby + Blizzards weer oprichten!' Toen zijn we gaan praten met Herman Deinum, Hans la Faille en Helmig van der Vegt. En zelfs Eelco Gelling is er nog 1 avond bij geweest, maar die was er de volgende dag alweer uit. Dus Erwin Java werd in 1996 de gitarist. En wat je dán allemaal overhoop haalt... geld voor een management was er niet dus Harry en ik zijn op zoek gegaan naar een sponsor. En dat werd bluesfanaat Henk Aa uit Raalte, samen met Jan die man uit Curaçao op de achtergrond. Henk Aa zijn bedrijf Beaphar (in verzorgingsmiddelen voor huisdieren) was al eerder voetbalsponsor van Go Ahead Eagles in Deventer en van Roda JC in Kerkrade geweest maar hij wilde weer eens wat anders. Het is een enorm succes geworden want iedere voorstelling raakte vrijwel uitverkocht. Vanaf dat moment deden ze niet anders dan in de theaters spelen met af en toe nog een cluboptreden of een festival tussendoor. Maar ik kreeg het er steeds drukker mee en zat op een gegeven moment meer voor Cuby aan de telefoon dan voor mijn eigen werk. Met Jacques Senf zijn we toen toch weer op professioneel management over gegaan. En als Harry niet was overleden zouden ze nu nog in dat theatercircuit zitten.

Zou zo'n managementfunctie momenteel weer mogelijk zijn bij bijvoorbeeld een band als King Of The World?

- Achter de schermen spelen er allerlei plannen. King Of The World  is erg goed bezig momenteel en dat moet ook zeker zo blijven. Maar als ze een paar keer alle Nederlandse clubs hebben gehad gaat de verrassing eraf. Dus zou je je kunnen indenken om iets als een terugkerend project met ze te doen. Of om ze met wisselende gastmuzikanten op te laten treden en albums te laten maken. Ik zal een voorbeeld geven, vorige week hadden wij in de NSJC een hele goeie harmonicaspeler, R.J. Mischo.  Hij heeft o.a. gespeeld met de blueslegende Muddy Waters. Nu had hij een bij elkaar gezochte begeleidingsband met twee Duitsers en een Fin. Als je zo'n man nou eens een hele tour zou koppelen aan King Of The World, dan krijg je plotseling een hele andere beleving! Maar, King of the World is nu met hun vieren ook een uitstekend bandje hoor! Ik ken Erwin Java al vanaf dat hij kleuter was want ik was bevriend met zijn oudere broer André, die helaas overleden is. Het zijn fijne en bescheiden mensen, de Java’s.


[Erwin Java, gitarist bij King of the World, tijdens het Ribs & Blues Festival 2014]


Is professioneel musiceren te vergelijken met het bedrijven van topsport?

- Nou, ik heb zelf nooit zulke topsport bedreven hoor want ik was maar een huis, tuin en keuken voetballer. Maar ik denk qua intensiteit wel degelijk! Want als deze jongens op niveau willen blijven zullen ze heel wat uurtjes met hun instrument moeten maken. Niets in het leven komt je aanwaaien namelijk. En als je van Erwin ook hoort in de laatste uitzending van ‘Derksen on the the road’  hoeveel kilometers hij met Harry in die auto gereden heeft, dat is verschrikkelijk. En ik weet zelf ook hoe het is hè, want ik heb het ook jaren lang gedaan. Dan had Cuby bijvoorbeeld een optreden in Delfzijl en moest ik de mondharmonicaspeler John Lagrand ophalen uit Den Haag. Maar ook weer terug brengen ’s nachts!

U staat ook bekend als man van tegenstellingen. Twee voorbeelden: u promoot de kwaliteitsmuziek maar in 2012 nam u met o.a. Wilfred Genee een smakeloze single 'Nederland is helemaal oranje' op.

- Ho ho! Dat was zelfs een LP hè! En die is ook nog eens goud geworden.

En: in 2005 werd u door het blad Esquire verkozen tot slechtst geklede man van Nederland. Maar in 2013 startte u een eigen kledinglijn en een schoenenlijn. Gaat dit soort activiteiten niet ten koste van uw geloofwaardigheid?

- Nee, want dat interesseert me geen reet! Kijk ik heb die plaat met Wilfred Genee opgenomen als grapje en de opbrengst is gegaan naar de Stichting Spieren voor Spieren. Met die kledinglijn  vond ik het alleen maar leuk omdat er een gitaartje opzat. Ik ben namelijk totaal niet zakelijk, ik krijg een paar van die jasjes en heb verder niets met zo'n bedrijf te maken. En aan die rare schoenen verdien ik ook niets. Een vriend, Jan Palmen  uit Assen, is uit verveling schoenen gaan ontwerpen en ik trek ze aan. Mijn vrouw zegt altijd, een man van 65 gaat toch niet met lichtblauwe schoenen naar zijn werk! Maar ja, dat doe ik dan uit een soort rebelsheid. En wat de mensen ervan denken zal me een worst zijn.


[Johan showt zijn nieuwe schoenenlijn]


U heeft ook gewerkt met Hugo Camps (Sport aan tafel). Hoe kan het dat Vlaamse recensenten over sport en muziek (zie: Humo), vaak aangenamer weten te schrijven dan hun Nederlandse collega's?

- Ja Hugo! Dat is nou wél een jazzliefhebber. Gek op de saxofonist Charlie 'Bird' Parker, uitvinder van de bebop. Maar dat klopt. Hugo wist niets over voetballen, zag nooit een wedstrijd waar we over spraken aan tafel, maar hij had altijd wel vermakelijke teksten. Prachtig wollig taalgebruik, ik was daar altijd heel jaloers op. Dat zijn woordkunstenaars en wij zijn jongens van ‘zes woorden zinnetjes, oneliners! Kijk maar naar het Het Groot Dictee der Nederlandse Taal, daar is ook altijd wel een rare Vlaming met een baard die de eerste prijs wegsleept.
“Hugo Camps zag nooit een wedstrijd waar we over spraken aan tafel, maar hij had altijd wel vermakelijke teksten. Prachtig wollig taalgebruik, ik was daar altijd heel jaloers op”.
Muziektijdschrift uitgevers hebben het door het digitale tijdperk steeds moeilijker gekregen. Ziet u digitale media als een bedreiging voor de professionele branch?
- In Nederland is er eigenlijk nog nooit iemand in geslaagd om een muziektijdschrift succesvol en winstgevend in de markt te zetten. Block Magazine  [opgericht in 1975 – red.] hield in het najaar van 2013 na 160 uitgaven ook op te bestaan. Dat vind ik ook jammer. Ik heb met onze uitgeverij ook wel eens de kans gehad om OOR en andere muziekbladen over te nemen. Maar als je dan gaat rekenen kom je daar wel van terug, want de oplagen zijn zo teleurstellend dat het allemaal hoofdpijn dossiers worden. Ja, internationale bladen als MOJO en Uncut zullen het misschien nog redden. Maar ik denk dat er in deze tijd juist ruimte is voor online magazines zoals die van jullie.

Maar sportboeken en e-boeken worden nog wel goed verkocht. U bent hoofdredacteur van VI Boeken. Is een logische volgende stap dan niet het uitgeven van muziekboeken?

- Nee, nee. Ik ben al helemáál niet voor het uitgeven van digitale e-boeken. En ik ken ook de verkoopcijfers van papieren muziekboeken, dat is ten hemel schreiend. Tenzij het een biografie van Keith Richards betreft of zoiets. Maar dan betaal je je scheel aan de rechten en moet de uitgeverij zich eerst in de schulden steken en dan hopen dat ze eruit komen. Een vriend van mij heeft een prachtig boek uitgegeven over 15 jaar Racoon ‘Alles voor het liedje’, er is er niet een van verkocht.

De laatste vraag: als het Nederlands elftal wereldkampioen wordt, welke song gaat u dan ter ere daarvan draaien?

- Nou ik ben niet zo van de plaatjes die daarbij horen. En ik geloof ook niet dat er één Oranje-speler is die thuis platen heeft wat in mijn richting komt. Maar als ik er zelf ééntje uit de platenkast mag trekken, dan maar de Haagse beatgroep Q65 met You're the Victor  (1966). Want ik heb altijd wel een zwak gehad voor hun zanger Willem Bieler, dat vond ik een mooie man. Helaas overleed hij in 2000 toen ze net weer bezig waren met een revival, met Hans Waterman als drummer, dat had vast en zeker wéér een goeie band geworden. Want blues en roots en sixties beat blijft écht de mooiste muziek die bestaat!



“Het lijstje van Johan” @ North Sea Jazz Club 16 mrt – Preston Shannon Band 27 mrt – King of The World (albumpresentatie) 29 mrt – Eddy “The Chief” Clearwater & The Juke Joints 17 april – Ian Siegal Band 20 april – Mud Morganfield 4 mei – John Primer za 24 mei – Tail Dragger za 7 jun – RJ Mischo Band vr 18 jul - The Paladins di 29 jul - Keb’ Mo’ zo 3 aug - Lucky Peterson vr 5 sep – Royal Southern Brotherhood (Cyril Neville) zo 7 sep – Thorbjørn Risager & The Black Tornado zo 26 okt – The Holmes Brothers wo 8 okt – Matt Andersen do 9 okt – Jimmy LaFave do 13 nov – Kenny Wayne Shepherd do 20 nov – Dr. John & The Nite Trippers za 29 nov – Big Daddy Wilson.

* Een eenmalig festival met als line-up: Earth & Fire, Alquin, Doobie Brothers, Allman Brothers Band, Tim Buckley en het Mahavishnu Orchestra met o.a. John McLaughlin, Jean-Luc Ponty, Narada Michael Walden en een aantal strijkers. De Allman Brothers Band konden langer spelen omdat Van Morrison was afgehaakt, maar ze moesten er om een uur of elf mee stoppen na klachten uit de buurt, naar het schijnt.


[Na het interview: Jan Boskamp bewondert de Feyenoord gedichtenbundel van Giel]

donderdag 5 juni 2014

Tail Dragger, blues singer en showman [interview]

Exclusief interview met: James Yancy Jones a.k.a. Tail Dragger door: Giel van der Hoeven voor: The Blues Alone? foto’s: © Arjan Vermeer & José Gallois & Giel locatie: De Muziekzolder Maasdijk datum: vrijdag 5 juni 2014



James Yancy Jones a.k.a. Tail Dragger, wie kent hem niet? Binnen de blues scene kent bijna iedereen hem maar buiten dat circuit weer bijna niemand. Zo eenvoudig is dat. Net zo eenvoudig als dat zijn energieke songs en charismatische teksten klinken eigenlijk. Mede dankzij de bluespioniers Robbert Fossen & Peter Struijk staat Tail Dragger ook in Nederland weer volop in de belangstelling. De afgelopen maanden toerde hij daarom regelmatig door Europa met de Fossen & Struijk Band als begeleiders. Een paar uur voor het optreden op de Maasdijkse Muziekzolder stond de charmeur op leeftijd het toe dat we hem even spreekwoordelijk aan zijn gouden tand zouden voelen. Terwijl de band on-stage aan het soundchecken was, zochten wij in alle rust het gezellige tuinhuisje op van de familie Wennekers (eigenaars van de Muziekzolder). Met een glas whisky zeeg mister Jones daar neer in een rotan fauteuil. Zittend in de zachte zonnestralen die de naderende zomer aankondigden en door het raampje naar binnen vielen, gniffelde hij: “just like home”. En ja, wat moet je een bejaarde zanger dan nog vragen als hij zich thuis voelt en waarschijnlijk toch alles al honderden keren over zijn leven verteld heeft? “What ever you wanna ask”, was daarop zijn korte en simpele antwoord. En dat deden we dan ook maar. Een interview met ‘the world famous Chicago West Side blues singer and showman’, Tail Dragger.



Welkom meneer Jones. U bent op 30 september 1940 geboren in Altheimer, een plaats in de Amerikaanse staat Arkansas. Zijn er nog steeds familieleden waar u contact mee heeft?
- Ja, mijn moeder leeft nog en ze is nu 89 jaar. Ze woont op zichzelf in Chicago want ze ziet het niet zitten om naar een verzorgingshuis te gaan. Bij haar kom ik nog wel vaak omdat ik zelf ook in Chicago woon. Ik heb elf kinderen uit zes huwelijken waarvan er helaas twee overleden zijn. Ze hebben allemaal hun eigen bezigheden en wonen verspreid in Chicago en in de staten Arkansas en North Carolina. Met hen heb ik minder contact omdat ik vaak op reis ben. Niet één van hen is ook de muziek ingegaan trouwens.

Hebt u zelf heel uw leven al muziek gemaakt?
- Nee, ik was een jongen van het platteland maar ben altijd al met tractors en trucks bezig geweest. De blues muziek sprak me al wel vroeg aan. Op school zong ik vaak 'blues' liedjes voor de meisjes in de gangen en zo, ha ha. Maar op mijn 18e jaar trouwde ik voor het eerst. En vier jaar en drie huwelijken later had ik al vier kinderen. Dus er moest wel brood op de plank komen natuurlijk. Ik heb ook nog even in militaire dienst gezeten en ben daarna vrachtwagenmonteur en -chauffeur geweest in Texas. Ik heb zelfs "my own eighteen wheels" gehad, een eigen truck dus. Ik heb van alles vervoerd, van brood, vis en vlees tot aan staal en stukgoed. Maar ja, na al die mislukte huwelijken werd het tijd om echt de Blues te gaan zingen.

 

U wordt beschouwd als een trouwe discipel van de legendarische Amerikaanse blueszanger, gitarist en bluesharpspeler Howlin' Wolf (1910-1976). Hoe is dat zo gekomen? 
- In de jaren zestig verhuisde ik naar Chicago (Illinois) omdat ik daar kon werken als automonteur. Ik was net weer getrouwd en mijn moeder woonde er ook. Er was daar een levendige blues scene met clubs aan de rivier in de West- en South Side van Chicago. Howlin' Wolf stond in die jaren onder contract bij Chess Records en trad vaak op in de Chicago bluesclubs. Ik kwam daar met vrienden omdat we allemaal van bluesmuziek hielden. En zelf zong ik dus ook, maar ik trad toen nog niet op. Ik kende Wolf al langer [Chester Arthur Burnett was de echte naam van Howlin' Wolf - red.] maar raakte steeds meer onder de indruk van die reus ("6 feet 3 and close to 275 pounds") op het podium met zijn doorleefde stemgeluid. Iedere zaterdag gingen we weer naar bluesclub optredens in de stad en ondertussen leerde ik zelf ook gitaar spelen.

Met welke band heeft u zelf voor het eerst live opgetreden?
- Ik zat daar in een kroeg en een kerel die zich Necktie Nate noemde speelde er Howlin' Wolf nummers. Dus na afloop zei ik tegen hem: “Man, I can also sing that shit!” En hij zei: “you’re lying, let's bet us a half pint of whiskey you can't". De keer daarna deed ik met hem mee en de mensen vonden het prachtig. Sinds die tijd zing ik live voor publiek. Mijn eerste eigen band was met de gitaristen Frank Thomas en Little Monroe Jones en drummer Kansas City Red. Op een dag ben ik naar 'Wolf' gegaan en heb ik hem gevraagd of hij me kon helpen. Want ik zong dan wel maar had weinig timing en ritmegevoel. Hij zorgde ervoor dat ik in de bluesclubs kon gaan optreden en dat ik later in zijn band terecht kwam. En op een gegeven moment trad ik zelfs op als vervanger van hem, indien hij zelf ergens anders heen moest. Dan zei hij tegen de band: "guys, he's gonne take my place, help him out". [Tail Dragger imiteert hierbij het rauwe stemgeluid van Howlin' Wolf - red.] Dat heb ik eind jaren zestig en begin jaren zeventig ongeveer drie jaar gedaan met hele goeie muzikanten om me heen, zoals gitarist Hubert Sumlin, pianist Lafayette Leake en drummer Chico Chism. Zo heb ik veel van 'Wolf' geleerd, hij was streng maar rechtvaardig. Op het podium werd niet gerookt en niet gedronken, daar was hij wel heel strikt in. Maar als hij je mocht kreeg je na de optredens zoveel eten en whisky als je maar wilde hebben. Hij had de naam een norse man te zijn maar ik heb veel met hem gelachen.

 

Howlin' Wolf gaf u ook de bijnaam 'Tail Dragger' die afkomstig was van de gelijknamige Willie Dixon klassieker. Bent u trots op die bijnaam?
- Jawel hoor, hij ging me zo noemen omdat ik altijd als laatste aankwam. Mijn eerste optredens deed ik nog onder de bijnaam 'Crawlin’ James'. Ik was een echte showman en kroop dan tijdens optredens als een wolf over het podium. Had ik ook van hem gezien maar ik overdreef het dan nog een tikkeltje.

Maar dat kruipen, doet u op uw 73ste jaar vast niet meer?
- Nou... afgelopen zondag op het Zoetermeer Blues festival heb ik nog even gekropen hoor. Tegenwoordig heb ik een draadloze microfoon en dan blijft het toch steeds weer verleidelijk om richting de dames in het publiek te sluipen, ha ha. Dus meiden pas maar op want Crawlin’ James is back!

Ook in de jaren zeventig bent u in de West Side blijven optreden onder de naam Tail Dragger?
- Ja en veel bluesartiesten zijn begonnen in Tail Dragger’s bluesband. Hubert Sumlin deed weer mee maar ook Eddie Taylor, Dave Waldman, Johnny Littlejohn, Big Leon Brooks op de mondharmonica en vele anderen. Ik zong natuurlijk probleemloos al die Willie Dixon/Howlin 'Wolf classics zoals 'Wang Dang Doodle', 'Spoonful', 'Back Door Man', 'Killing Floor' en 'The Red Rooster'. Maar door de Chicago blues van Jimmy Reed, Sonny Boy Williamson en Muddy Waters was ik eveneens beïnvloed en ik begon met het schrijven van mijn eigen songs.

 

Helaas overleed Howlin' Wolf op 10 januari 1976. Maar het tribute concert in de Chicago's 1815 Club een dag later, leverde u wel weer een nieuwe vriendschap op. Kunt u dat toelichten?
- In die tribute band deed mondharmonicaspeler Bob Corritore uit Arizona mee. En dat klikte gelijk tussen ons, "we just hit it up together" [knipt met zijn duim en middelvinger - red.] We zijn sindsdien goede vrienden gebleven en hebben al veel samen gewerkt. Na Wolf's dood in 1976 is de begeleidingsband met o.a. Hubert Sumlin en Eddie Shaw nog een jaar of vier doorgegaan als The Wolf Pack. En met 'Longtime Friends In The Blues' hebben Bob en ik onze vriendschap in 2012 op CD vastgelegd. Negen songs geschreven door mij en een Sonny Boy Williamson cover 'Sugar Mama'. Opgenomen met de gitaristen Chris James en Kirk Fletcher, bassist Patrick Rynn, drummer Brian Fahey en pianist Henry Gray.

En gitarist Rockin’ Johnny Burgin, hoe zit dat?
- Dat is een ander verhaal en daarmee heb ik geen vriendschap zoals met Bob. Ik ontmoette Johnny eind jaren tachtig toen hij nog maar een jaar of 19 was, "just a kid". Hij kwam uit South Carolina om te studeren aan de Universiteit van Chicago. Als 'Rockin' Johnny' heeft hij met mij gespeeld in de bluesclubs van Chicago. En hij heeft ook nog getoerd als sideman met de voormalige Howlin' Wolf drummer Sam Lay en de blues pianolegende Pinetop Perkins. Hij heeft nu zijn eigen Rockin' Johnny Band daarmee heb ik eind jaren negentig ook samen gespeeld. En soms begeleid hij me nu als sessiegitarist nog wel eens. [Lees ook de TBA? review: Club Chicago a/d Maas met Mud Morganfield & Taildragger met o.a. Bob Corritore en Rockin’ Johnny - red.]


[Bob Corritore & the Rhythm Room Allstars in Lantarenvenster R'dam 17-10-2013]

In de jaren tachtig trad u al op in Europa met de Mojo Blues Band. En in de jaren negentig speelde u op het Utrecht’s Blues Festival. De laatste jaren komt u weer regelmatig terug naar Nederland. Wat bevalt u zo aan Europa? 
- "Well I enjoy and the people in Europe treat me nice". Midden jaren tachtig werd ik door een Oostenrijkse band begeleid op tournee door Europa, dat was de Mojo Blues Band. Ik was toen ook op een festival in Holland, maar ik weet niet meer waar en wanneer [Jazzfestival 's Hertogenbosch 1985 - red.] In 1989 kwamen die jongens drie weken naar Chicago om een LP 'The Wild Taste of Chicago' op te nemen. Op zes tracks heb ik toen de vocals gedaan. En in 1999 heb ik ook nog een live CD met ze gemaakt: ‘A Chicago Blues Night feat. Taildragger’. Dus Europeanen weten heel goed wat blues is ze zijn altijd vriendelijk.

Ondanks het live succes in de jaren '70 en '80 in zowel de Chicago bluesclubs als in Europa, kwam er afgezien van een paar singles weinig plaatwerk van u uit. Het duurde tot medio jaren '90 dat er eindelijk een album op de markt kwam. Waarom duurde dat zo lang?
- "Yeah that's right", luister, dit is wat er aan de hand was. In 1982 ging ik voor het eerst in Melrose Park, Chicago de opnamestudio in met o.a. Jimmy Dawkins. Alle studio- en opnamekosten betaalde ik zelf. Om de kost te kunnen verdienen runde ik samen met een vriend R.J. Harris de nachtclub the Domino Lounge in Chicago. Maar deze partner deed ook in andere duistere zaken en werd vermoord, dood geschoten in onze club. Dat zal ergens begin 1983 geweest zijn want eind 1982 waren we juist het album aan het afronden. En door alle consternatie werd die LP ‘Stop Lyin'’ niet meer uitgebracht. De club werd gesloten en ook mijn goede naam als bluesartiest werd aangetast. Vandaar dat het eerste officiële Tail Dragger album ‘Crawlin' Kingsnake’ pas in 1996 werd uitgebracht op het St. George label. Ik was toen inmiddels 56 jaar oud!



Maar ‘Stop Lyin' - The Lost Session’ werd in 2013 alsnog uitgebracht. Had u zelf alle originele opnamen en de rechten nog steeds?
- Met Jimmy Dawkins had ik toen al een regeling getroffen dat hij de 45" single ‘My Head Is Bald'/'So Ezee’ uit mocht brengen op het Leric label. Hij heeft daar pianopartijen van Lafayette Leake overheen gedubd. De rest van de songs heeft 30 jaar op de plank gelegen en werd vorig jaar op het Delmark label alsnog uitgebracht. De CD wordt besloten met ‘Tail’s Tale’ wat een lange monoloog is dat een stuk geschiedenis behelst. Producer ‘Iron’ Jaw Harris heeft dit allemaal niet meer mee mogen maken en ook een deel van de musici die eraan meewerkten leven niet meer. Die muzikanten die meespeelden waren Johnny B Moore en Jesse Lee Williams op gitaar, bassist Willie Kent en drummer Larry Taylor. Eddie ‘Jewtown’ Burks en Little Mack Simmons op bluesharp en Lafayette Leake op de piano.

Songs als 'Please Mr. Jailer' en 'Prison Blues' zeggen iets over de periode 1992/1993. Wat kunt u daarover vertellen?
- Dat ik mijn straf heb uitgezeten maar dat het mijn denkwijze niet heeft verandert. Ik handelde uit zelfverdediging en heb niets verkeerds gedaan, omdat ik twee weken lang achtervolgd werd en bedreigd ben door een gek. Maar ik heb er straf voor gekregen en heb 17 maanden opgesloten gezeten in de staatsgevangenis van Illinois. [beschuldigd voor het neerschieten van medemuzikant Bennie Joe "Boston Blackie" Houston - red.] Ik ben daar verder goed behandeld en ik mocht zelfs met mijn bluesband optreden voor medegevangenen. Het enige dat ik gemist hebt zijn de vrouwtjes geweest.

Wat is de belangrijkste boodschap die u de luisteraars mee wilt geven door middel van uw muziek? - Blues is vaak verdrietig maar het kan ook blijdschap brengen, haal eruit wat erin zit! "Blues is life, it's outside there and inside you".



U blijft intens trouw aan uw vroegere invloeden. De setlist bestaat uit nummers die het soulvolle gevoel van authentieke lowdown Chicago Blues naar boven brengt. Gaat het na meer dan 50 jaar nu nooit eens vervelen om deze liedjes steeds weer te zingen?
- Nee, want wat ik zing is de waarheid, en de waarheid kan onmogelijk vervelen als je een eerlijk leven leidt. "You can't get tired of telling the truth".

U speelt hier vanavond met een Nederlandse back-up band, de Robbert Fossen & Peter Struijk band. Kunnen (jonge) blanke mensen ook de blues spelen volgens u? 
- Er is een groot verschil tussen spelen en beleven. De meeste goede bluesmuzikanten - ongeacht leeftijd of huidskleur - kunnen de blues wel spelen. Maar de blues uit het hart zingen en het spelen met veel gevoel is pas écht de kunst! En deze jongens kunnen dat. Robbert Fossen (gitaar/bluesharp/vocals), Peter Struijk (gitaar), Eduard Nijenhuis (drums) en Jan Markus (bas) zijn muzikanten met gevoel.

Tien korte keuzevragen ter afsluiting. Altheimer of Chicago?
- Uhm, Chicago.  Clubgigs of festivals? - Maakt niet uit, maar spelen in clubs is wel intiemer. "Festivals mean more money but clubs means more enjoyment".

Sigaretten of koffie?
- Vroeger rookte ik sigaren, toen ben ik overgestapt op pijp roken. Maar die vergeet ik vaak mee te nemen en dan ga ik sigaretten roken.

Doof of blind?
- Doof, zonde om dan geen muziek meer te kunnen horen natuurlijk, maar ik wil wél de vrouwtjes kunnen blijven zien!
 

Liefde of seks?
- Seks is fijn maar liefde is beter.

Vlees of vis?
- Vlees, in al zijn soorten.

Stropdas (necktie) of vlinderdas (bow tie)?
- Een lintjesdas (string tie)

Slow (in A) of uptempo (shuffles)?
- Beide, langzaam en uptempo, en alles in A.

Bald (without hair) of bold (brave)? 
- 'My Head Is Bald' is een song van mij die gaat over kaalheid.

Living the blues or singing the blues?
- "When you sing it, you've got to live it".

 

Enkele uren later vermaakt Tail Dragger het publiek op de gezellig drukke Muziekzolder met veel show en slow bluessongs (‘Ain’t Gonna Cry No Mo’) plus enkele dansbare up-tempo blues shuffles (‘Don’t You Want A Good Man’). De Fossen & Struijk Band zijn prima muzikanten die zich geheel naar wens van mister Jones inleven in zijn repertoire. Tail Dragger zingt aanvankelijk zittend vanaf een stoel op het podium. Maar nadat hij de dames in het publiek heeft geobserveerd komt de ondeugende ‘Crawlin’ James’ weer in hem boven en sluipt hij langzaam maar vastberaden op zijn eerste prooi af. De dames schikken zich gewillig in hun rol en doen vrolijk mee. Want ondanks zijn whisky geur heeft de charmeur een goed humeur. Terwijl vocaal zijn mentor Howlin’ Wolf nog regelmatig op de loer ligt, is de sfeer afwisselend ongemakkelijk, gelaten en uitbundig. Maar iedereen vermaakt zich opperbest met Tail Dragger, één van de laatste levende exponenten van de sixtees West Side Chicago Blues. I'm a tail dragger/ I wipe out my tracks/ When I get what I want/ Well, I don't come sneakin' back.




Tail Dragger: "A WHAT?! A selfie?

donderdag 1 mei 2014

Interview met Larry "Mud" Morganfield, Muddy Water’s oudste zoon

Exclusief interview met: Larry "Mud" Morganfield
door: Giel van der Hoeven
voor: The Blues Alone?
foto’s: © José Gallois & © Kirk West & © Movinmusic
locatie: Park Hotel Den Haag
datum: zaterdag 19 april 2014



Zijn legendarische vader McKinley Morganfield a.k.a. Muddy Waters (1913-1983) scoorde begin jaren vijftig al belangrijke hits met o.a. 'Hoochie Coochie Man', 'I Just Want To Make Love To You' en 'I'am Ready'. En als hij in 1958 naar Europa (Engeland) komt - zijn oudste zoon Larry is dan nog maar een kleuter van amper 4 jaar - wordt Muddy's grootste hit wereldwijd een feit, 'Mannish Boy'. Hiermee zal The Father of the Electric Blues hele generaties beïnvloeden, zo zou later blijken. Want blues muziek was tot op dat moment iets heel anders, vooral akoestische muziek. Muddy Waters wordt daarom algemeen beschouwd als de uitvinder van de elektrische blues en baande een weg voor vele elektrische blues- en rock and roll bands en artiesten (met hun wilde levensstijl) die na hem kwamen. Larry "Mud" Morganfield (27 sept. 1954) is de oudste zoon van Muddy Waters en heeft zowel fysiek als vocaal een opvallende gelijkenis met zijn vader. Als je hem ziet optreden of indien je naar zijn laatste plaat 'Son Of The Seventh Son' luistert, zie en hoor je in Mud de levende erfenis van vader Muddy. In 2007 organiseerde Larry en zijn jongere broer, de blueszanger en gitarist "Big" Bill Morganfield, samen met een aantal professionele musici een tribute concert voor hun vader. In combinatie met een optreden in dat zelfde jaar op het Chicago Blues Festival bracht dat Mud Morganfield toen onmiddellijke (h)erkenning. Met als gevolg twee prachtige albums 'Fall Waters Fall' (2008) en 'Son of a Seventh Son' (2012), plus diverse live performances in voornamelijk de VS en Europa. In april van dit jaar kwam 'the eldest son of a seventh son' weer even over uit Chicago voor een korte tour door Nederland en Groot-Brittannië. Alwaar we hem daags na het optreden in Het Paard in een hotel in het centrum van Den Haag konden onderscheppen voor een vraaggesprek in de lobby. Dit alvorens het gezelschap deze dag weer naar Terneuzen (zaterdagavond) en naar Amsterdam (zondags) zou vertrekken voor nog twee optredens in ons land.


Hallo, mister Morganfield, in oktober 2013 hebben wij van TBA? een fotoverslag gemaakt van uw optreden in Lantarenvenster te Rotterdam. Maar toen speelde u met een andere band dan tijdens deze tour. Hoe gaat de samenstelling van een Europese backingband eigenlijk in zijn werk?
- In Rotterdam was het een dubbelconcert met James Yancy Jones, beter bekend als Taildragger. Daar hadden we samen de The Rhythm Room All-Stars als backing band, met Bob Corritore op de bluesharp. En nu heb ik een hele goede Britse bluesharpspeler in de band, Steve West Weston. Dit zijn muzikanten die ik in overleg met mijn boekingsagent Mike Hellier voor deze tour heb ingehuurd. "Mike is a great guy", hij drumt zelf ook in de band en verder spelen mee: contrabassist Ian Jennings, een Deense bluesgitarist Ronni Boysen en pianist Eric Ranzoni met Italiaanse roots. Betrouwbare bookingagencies zijn dus belangrijk, want die doen meer dan alleen optredens regelen.

U vertelt soms korte levensverhaaltjes als songintroducties on-stage. En bij een funky song als 'Catfishing' roept u dames uit de zaal het podium op om te komen dansen op de muziek. Hoe belangrijk is die interactie met het publiek voor u?
- "Very important, no doubt about it!" Mensen komen ook naar een blues concert om vermaakt te worden. En niet alleen maar om te treuren over een verloren liefde. Het hangt natuurlijk wel van de entourage in de zaal af. Bij de drie Nederlandse optredens hebben we twee keer staand publiek en één keer voornamelijk zittende mensen. In dat laatste geval zal de nadruk wellicht meer op die gesproken introducties leggen.

 

U hebt een doorleefde donkere bluesstem die u optimaal benut en waarmee u erg veel gevoel in de songs legt. Doet u iets speciaals om die stem in vorm te houden?
- Nee, niets speciaals. Ik drink thee en dit [Mud wijst naar het flesje bronwater dat hij gedurende het interview in zijn hand houdt - red.] Geen stemoefeningen, geen yoga... niets van dat alles. Zanglessen heb ik ook nooit gehad en aan inzingen doe ik al helemaal niet, ha ha. Ik ben gelukkig gezegend met een stem die ik heb geërfd van mijn vader. En die probeer ik zo adequaat mogelijk op een no-nonsense manier te benutten.

Bent u een Mannish Boy of een Hoochie Coochie Man?
- Ik hou van vrouwen en ik heb tien kinderen, "so you tell me?" whahaha! [lees voor nadere uitleg hier de betekenis van hoochie coochie - red.]

Is the song 'Blues In My Shoes' van het album Son of a Seventh Son autobiografisch?
- Ja, absoluut. Het gaat over mijn leven in Chicago waar ik ben opgegroeid, "a pretty rough area!" Ondanks dat ik een zoon van Muddy Waters ben heb ik echt moeten leren om voor mezelf op te komen. Ik heb in mijn jeugd soms letterlijk gevochten om te kunnen overleven. Chicago was toen een zeer gewelddadige stad en is dat nu nog steeds. Maar het blijft wél mijn geboorteplaats en ik had er niets van willen missen, "because it gave me blues you know".

 

U bent de 'Son of a Seventh Son'. How are your six uncles doing?
- "My what, sick ankles?!" Ik heb helemaal geen zere enkels joh! Alleen een beetje last van mijn rug.

Ehh, ik bedoel... 
- Whahaha... ik begrijp de grap hoor, alleen ik verstond het even niet goed. Maar, het gaat prima met mijn zes ooms. Verder moet je niet teveel waarde hechten aan de albumtitel want het woord zegt het al: het is maar een etiket.

Kunnen bluesmuziek en humor eigenlijk wel samengaan volgens u?
- Zeker wel, humor hoort bij het leven en dus ook bij de muziek. Luister maar eens hoe blij gospelmuziek kan klinken. Ik ben ervan overtuigd dat vertier zelfs een essentieel onderdeel is van alle live muziek. Samen creëert het artiesten die een groter publiek kunnen amuseren. En zonder dat vermaak zouden wij allemaal allenig onder de douche zingen.

 

Er wordt gezegd dat uw vader, de legendarische bluesartiest Muddy Waters, de uitvinder van elektrische blues is. Hij heeft als het ware model gestaan voor de hedendaagse rock and roll bands. Is dat zo?
- Ja dat klopt wel. "Pops set the stage for a lot of great stuff". Blues, rock en R&B zijn volgens mij allemaal uit de gospelmuziek ontstaan. Je kent alle verhalen van de katoenplantages en de worksongs wel. Ik zou niet willen beweren dat mijn vader de elektrische bluesmuziek heeft ‘uitgevonden’. Maar in een tijdperk waarin door bluesvertolkers nog met sigarbox gitaartjes werd gemusiceerd heeft hij de gitaarsound wel als eerste geëlektrificeerd. En daarmee werd de koers van 'moderne popmuziek' op dat moment drastisch gewijzigd en wist hij de basis te leggen voor de Chicago sound.

Daardoor was hij later tijdens uw jeugd in Chicago ook weinig thuis. Wat is nu nog steeds uw mooiste herinnering aan hem?
- Gelukkig heb ik tot aan zijn dood goed contact met hem gehouden [Muddy Waters overleed 30 april 1983 op 70-jarige leeftijd aan een hartaanval in zijn slaap - red.] Ik ben als Larry Williams voornamelijk opgevoed door mijn moeder en droeg dus ook haar achternaam, want Momma en Pops waren niet getrouwd. En dat was zwaar voor haar want een vrouw kan van haar dochter een dame maken maar van een snotaap geen heer. Maar ze heeft het goed gedaan en is nu 81 jaar, we bellen elkaar vaak [in de NSJC zong Mud op haar speciale verzoek 'Forty Days and Forty Nights' - red.] Toen ik nog kind was nam ze mij soms mee naar vaders optreden in een bar en uiteraard zag en hoorde ik hem wel eens thuis gitaar spelen en zingen. Dát zijn toch de mooiste herinneringen.

En de drumkit die u als kind van hem kreeg met kerstmis?
- Ja ha ha, meerdere drumkits na elkaar zelfs! Ik kreeg de eerste toen ik een jaar of 6 á 7 was maar sloeg dat ding té enthousiast aan gort. Een jaar later kreeg ik er weer eentje van hem. Nu drum ik nog zelden maar ik speel nog wel steeds basgitaar. Alleen ga ik dat niet doen op het podium. Ik zie de commentaren van critici al voor me: "he's a great singer but his bass sucks". Nee, daar beginnen we niet aan, ha ha. Ik componeer en schrijf trouwens wel mijn eigen songs met de basgitaar. Mijn teksten gaan over het leven zelf en het schrijven van een goede lyric is meer dan een kinderrijmpje zoals: "Mary had a little lamb, its fleece was white as snow". Zoiets vereist veel creativiteit.

 
[Johnny Winter, Bob Margolin & Muddy Waters 1978 – foto © Kirk West]

Muddy had grote invloed op een complete generatie blues- en rock artiesten in de jaren zestig en zeventig. Zoals Bob Dylan & The Band, Jimmy Hendrix, Rolling Stones, Led Zeppelin, Cream met Eric Clapton, Johnny Winter, Alvin Lee, Rory Gallagher enz. Bent u zich dat bewust?
- Oh ja, mijn vader zag of hoorde zelf ook zijn voorgangers Son House, Robert Johnson, Big Bill Broonzy "and all those cats" gitaar spelen en raakte daardoor beïnvloed. Toen hij eind jaren veertig zijn elektrische gitaar in een versterker plugde en 'I Can't Be Satisfied' speelde werd hij er zelf bekend mee en zodoende hún opvolger. En hij wist daarmee weer op zijn opvolgers effect te sorteren. Dat zijn dus de artiesten die je noemt en zo zal dat van generatie tot generatie altijd door blijven gaan.

Muddy Waters heeft heel veel prachtige songs gecomponeerd. Eén ervan 'You Can’t Lose What You Ain’t Never Had' staat ook op uw laatste album. Waarom speciaal dat nummer? 
- Het maakte eigenlijk niet uit welke song het zou worden. Hij heeft zoveel goede songs gemaakt dat we er gewoon ééntje uitgepikt hebben. Dat werd dus YCLWYANH van het album The Real Folk Blues uit 1966. En ook 'Short Dress Woman' van het album Folk Singer (1964) staat op Son of a Seventh Son. Dat heeft hij niet zelf geschreven maar wel opgenomen en gespeeld. Ik heb me voorgenomen om op ieder album dat ik maak minimaal één Muddy Waters song te coveren. Gewoon, uit dankbaarheid en als eerbetoon.

 

U hebt nu twee studioalbums gemaakt: 'Fall Waters Fall' (2008) and 'Son of a Seventh Son' (2012). Wanneer kunnen we een derde plaat verwachten en wat komt daarop?
- Dat wordt zelfs een volwaardig tribute album met uitsluitend nummers van Muddy Waters. De planning voor de release is mei 2014 en de werktitel is 'Pops'. Kim Wilson en Barrelhouse Chuck spelen er o.a. op mee. Dus net zoiets als de Little Walter Memorial/Tribute door de Chicago blues harmonicaspeler Billy Branch and the Sons of Blues. Dat wil niet zeggen dat je altijd maar een zelfde stijl moet blijven hanteren. Kijk, mij zal je waarschijnlijk nooit rock-blues horen spelen maar met rhythm and blues en natural blues valt nog voldoende te variëren. "Because I like to be open-minded, and music is universal". Mijn vierde studioalbum zal dus qua stijl ongetwijfeld weer gaan afwijken van de voorgaande drie.

In 2012 hebben we Zakiya Hooker, de dochter van 'the father of the boogie' John Lee Hooker, geïnterviewd. Ze heeft het voorrecht gehad om begin jaren negentig nog met haar vader een plaat te kunnen maken en met hem op te treden. Hebt u die gelegenheid ook gehad met Muddy Waters?
- Mijn vader was teveel zakenman om vrijblijvend muziek met zijn kinderen te maken. Er kwamen wel muzikanten over de vloer waar hij spontaan mee jamde hoor, maar dat waren professionals zoals Chuck Berry, Mike Bloomfield en Mick Jagger. Bovendien zijn William en ik pas ver na zijn overlijden in 1983 professioneel muziek gaan maken. Bill’s debuutalbum 'Rising Son' verscheen in 1999 en ik treedt zelf pas live op sinds 2007. Mijn vader heeft wel altijd gewenst dat één van zijn zoons hem zou gaan opvolgen, dat zijn er dus twee geworden. Ik heb John Lee Hooker Jr. ook wel eens gesproken. Maar die heeft de bluesscene nu verlaten om het Woord van God te prediken. Hij draagt nu een witte boord en is Reverent John Lee Hooker Jr. geworden.


Komende zondag gaat u optreden in de North Sea Jazz Club te Amsterdam. De Britse blueszanger/gitarist Ian Siegal speelde daar afgelopen donderdag ook en een dag later was hij landelijk op de televisie te zien. Hoe belangrijk is het dat bluesmuziek ook op nationale radio- en tv-zenders uitgezonden wordt?
- Ahh, Ian Siegal, die heb ik al een tijdje niet meer gezien. Hoe gaat het met hem, heeft hij die tatoeage van mijn vader nog op zijn arm? "Hahaha, he's my buddy!" Hij heeft nog met mijn broer Big Bill getoerd door de UK en Big Joe Louis trouwens ook, "he’s something else". Maar om je vraag te beantwoorden: op de juiste manier is het onontbeerlijk. Veel jeugd in de VS kent de oude bluesmuziek niet en de naam Muddy Waters alléén van horen zeggen. Daarom is het goed als er in de daarvoor bestemde programma's media-aandacht aan besteed wordt. Maar het is nóg beter als ze naar live optredens komen om ze het échte bluesgevoel mee te kunnen geven. In Europa zie je dat laatste met de jeugd wel gebeuren maar in de VS nagenoeg niet.

Is de alom geprezen biografie uit 2002 'Can't Be Satisfied: The Life and Times of Muddy Waters' een accurate weergave van uw vader zijn leven?
- Heb je het gelezen? 'The Mistress Wife' in het boek is mijn moeder en 'Poppa' is een nickname voor mij. Of alles wat erin staat op waarheid berust, weet ik natuurlijk ook niet. Simpelweg omdat ik niet overal bij geweest ben. Het voorwoord door Keith Richards is okay en auteur Robert Gordon heeft een mooie paperback geschreven. Toen ik destijds het script thuis gestuurd kreeg ben ik ermee naar Willie Dixon’s vrouw Marie Dixon gegaan. Een pientere dame die mijn vader goed kende. Ze heeft ook een aantal dingen geverifieerd en aangepast en daarna waren wij tevreden.


Het is vandaag 19 april wereldwijd 'Record Store Day'. We vieren deze dag met de release van talloze unieke uitgaven op vinyl en live instore optredens door vele artiesten. Is een dag als deze ook belangrijk voor u?
- Ik ken het fenomeen niet maar het lijkt me vooral een goede dag voor de platenmaatschappijen. En als die unieke uitgaven op vinyl ook geautoriseerd zijn, is dat natuurlijk aantrekkelijk voor de verzamelaars. Maar bij dit soort gelegenheden worden ook vaak ongeoorloofde uitgaven aangeboden. Van mij is er ook zo eentje: "Blues Is In My Blood". Dat is niet meer dan een heruitgave van "Live With The Dirty Aces" welke eerder op het Blue Filth Records label in december 2008 uitkwam. Dat was al een prima live CD — dat weliswaar rocky klinkt — met o.a. zanger/bluesharpist Giles Robson. Maar ze hebben het aangevuld met ‘Good Morning Little Schoolgirl’ en een gesproken interview van zes minuten met mij. De mastertapes zijn zonder mijn toestemming doorverkocht en opnieuw geëdit met die bonustracks erbij. En op een ander label [Blues Boulevard - red.] met een andere titel en nieuw artwork heruitgebracht. Welke malloot doet nou zoiets?!

Laatste vraag: ziet u uw jongere broer William "Big Bill" Morganfield (19-06-1956) nog wel eens?
- Ja ‘tuurlijk, die heb ik gisteren nog aan de telefoon gehad. Samen met William en muziek advocaat Jay B. Ross uit Chicago hebben we de Morganfield Foundation voor het behoud van de historische Muddy Waters residentie in Chicago opgericht. Het huis werd gebouwd in 1879 en onze vader woonde er in zijn vruchtbare muzikale jaren tussen 1954 en 1974. Het doel is om in 90 dagen tijd minimaal $120.000 op te halen om het huis te kopen, en in de 2e fase nog eens $150.000 om de boel te restaureren en tot museum om te bouwen. Binnenkort hoop ik met Mick Jagger in gesprek te kunnen gaan over een eventueel benefiet optreden. Tijdens hun Rolling Stones tour in 1981 kwamen ze naar Buddy Guy's club the Checkerboard Lounge in Chicago om mijn vader te zien optreden én met hem mee te spelen. Een soortgelijke tribute zou nu veel geld op kunnen leveren. Het ligt niet in onze aard om te bedelen maar Muddy heeft zoveel betekent voor Chicago, Illinois en de hele wereld, dat zo'n toeristische trekpleister er gewoon móet komen. Voor Muddy, en om de Bluesmuziek te verspreiden én in ere te houden! [ondertussen stopt Mud een stapeltje flyers in onze handen. Die Foundation flyer is hier ook te downloaden - red.]

En terwijl Mud Morganfield tot slot nog een krabbel voor ons pent op een promofoto nemen we gemoedelijk afscheid van hem: vriendelijk bedankt voor uw tijd en veel succes met de fundraising en met de komende concerten. 
- “Thanks a lot. I really appreciate it”.

 

Bekijk en lees hier onze NSJC concert photoreview: Mud Morganfield, karaktervolle kwaliteit volgens de “methode traditionelle”.